Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen nu Jehu ter [58]poorte inkwam, zeide zij: Is het wel, [59]o Zimri, doodslager van zijn heer? 58. Te weten van het koninklijk paleis, waaruit Izebel keek. 59. Zij noemt Jehu een anderen Zimri, die zijn heer Ela, den koning Israels, vermoord had, 1 Kon.16:9,10, welke moord aan Zimri een gruwelijk einde door middel van Omri genomen had. Dit werpt nu Izebel Jehu voor, om hem te beschrikken, maar tevergeefs, omdat hem van God bevolen was te doen dat hij deed. Anders: Is het Zimri wel gegaan, die zijn heer doodsloeg?